maandag 22 oktober 2007
Droefenis - Melencolia I
En daar zag ik de nu verbrande prenten van Dürer - waarvan eeuwen terug diverse exemplaren zijn afgedrukt zodat er ook nu nog wel een paar over zijn, al is het verlies van iedere vijfhonderd jaar oude prent een kleine ramp. Rechts op een pagina: Melencolia I, een van Dürers beroemdste prenten en voor mij een oude bekende. De verbeelding van het temperament waarmee ik me sinds lange jaren af en toe bezighoud. Een oude bekende, maar wel in een heel navrant kader. Kwetsbaar - 'Ach wie flüchtig, ach wie nichtig' zong de grote Bach - en vervlogen.
zondag 30 september 2007
www.mmdc.nl (alle middeleeuwse handschriften in Nederland)
donderdag 20 september 2007
Liedjes van Lauweryn
Een ander plan, eveneens vier of vijf jaar geleden ontstaan, had betrekking op een bijzonder liedboek: het Chansonnier van Hieronymus Lauweryn van Watervliet. Deze edelman, vader van geleerde en humanistische zonen, diende opeenvolgende Habsburgse vorsten als tresorier en hield grote staat.
Het liedboek van Lauweryn is om allerlei redenen bijzonder. Er staan heel wat Latijnse en Franse composities in, zoals gebruikelijk was in die tijd. Opvallend genoeg zijn ze bijna allemaal driestemmig: het zijn werken voor kleine bezetting en waarschijnlijk werden ze bij Hieronymus thuis gezongen. Het boek heeft in elk geval het karakter van een persoonlijk verzamelalbum: de liederen zijn door verschillende personen geschreven en een duidelijke ordening is niet te ontdekken. Het is alsof Lauweryn bijdragen vroeg aan bekende zangers en componisten met wie hij in contact kwam. Het is dan een soort muzikaal album amicorum. Een opvallende groep vormen de 25 Nederlandse liedjes die door het hele Chansonnier verspreid staan. Nederlandse liederen zijn zeldzaam in bronnen van rond 1500 en 25 liederen bij elkaar is des te opvallender. Het mooie is dat alle composities in deze bron volledig van tekst zijn voorzien (in veel meerstemmige bronnen staan alleen de beginwoorden van de tekst). De liedjes zijn dus te zingen. Maar daar begint meteen een probleem, een probleem dat meteen ook aan de oorsprong van het plan stond om iets met deze liederen te doen.
Peter de Groot kende de liederen, ik kende een paar ervan zo’n beetje. Ik moest helpen bij het begrijpelijk maken van de teksten, de zangers van het Egidius Kwartet zouden ze dan wel zingen. Maar wat stond er nu precies? De drie stemmen hadden soms een tekst die van elkaar verschilde. Niet ingrijpend - het komt wel vaker voor dat de ene stem een heel andere tekst zingt dan de andere stemmen - maar juist zo gering dat je ze in eerste instantie opvat als fouten. Je probeert de verschillen weg te poetsen, zorgt dat alledrie de stemmen dezelfde tekst te zingen krijgen. Tekstkritiek heet dat. Maar als ik me met Middelnederlandse teksten bezighoud, probeer ik juist zoveel mogelijk recht te doen aan wat er in de bron staat. De opvatting dat ik als moderne onderzoeker zou weten wat de enig juiste tekst is, is sinds lang achterhaald. We hebben een middeleeuwse bron, we weten dat die gefunctioneerd heeft, dus nemen we alles wat er staat serieus. Zou dat ook niet mogelijk zijn met die meerstemmige liederen? Konden we niet de drie zangers elk hun eigen, soms minimaal verschillende versie van de tekst laten zingen?
Ondertussen was er wel meer aan de hand met de tekst, of beter gezegd: met de tekstplaatsing. De woorden staan namelijk in dit handschrift soms op heel vreemde plaatsen. Op het eerste gezicht staan ze onder de verkeerde noten. Ritmisch lijkt het allemaal niet te kloppen. Het is niet in overeenstemming met wat er in de leerboekjes staat. Maar, opperde Peter de Groot, als we de vreemde tekstplaatsing nu eens serieus nemen? De leerboekjes hebben namelijk betrekking op muziek uit een iets latere periode. Is het niet voorstelbaar dat ze rond 1500 in Brugge andere opvattingen hadden? Laten we gewoon zingen wat er staat. En dat is gebeurd. Het plan van jaren geleden werd een project, het project werd concreter - ik besteedde er een deel van een cursus aan, studenten woonden een repetitie van het kwartet bij - en de afgelopen zomer zijn de 25 Nederlandse liederen, samen met een paar andere stukken, opgenomen. Op 2 september, tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht is de dubbel-cd gepresenteerd. Wat mij betreft geslaagd, maar als het om muziek gaat ben ik natuurlijk een leek. Ik weet heel wat van Nederlandse liedjes, maar als het op uitvoeren aankomt ben ik vol bewondering voor de magie van de kunst. En zo is het ook hier. Ze zingen prachtig: Peter de Groot, Marco van de Klundert, Hans Wijers, Donald Bentvelsen en, als gast op deze cd, Susan Jonkers. En het meest ontroerde mij het breekbare geluid van de tenor in Ric god wie sal ic claghen: Mijn lief is weg, ik dwaal over de heide en mijn hart is gewond. En dan zo zingen… (het volledige chanson staat nu, jaren het schrijven van deze blog, op youtube: Ric god).
http://www.egidiuskwartet.nl/
dinsdag 28 augustus 2007
De leeslijst, of: oude teksten op de plank
Natuurlijk weet ik dat ik het allemaal te florissant voorstel. Niet voor niets heeft Prometheus de Brandaan, Beatrijs en al die andere titels uit de markt genomen, is Athenaeum - Polak & Van Gennep gestopt met de Griffioenreeks, is de Deltareeks een te vroege dood gestorven, is de Alfareeks van AUP in een sluimertoestand geraakt. En toch weiger ik dit zonder meer normaal te vinden. In een tijd waarin het woord canon op ieders lippen bestorven ligt, moet de literaire canon geen fantoom zijn, maar een tastbare plank vol bedrukt papier. Je zou haast uitgever worden om het werk ter hand te nemen. Uitgevers: kom met plannen! Minister: wees niet krenterig! Studenten: maak kennis met de canon! Lezers, cultuurdragers: ook Vondel en de Reinaert zijn klassiek (en horen op de plank naast de misschien nauwelijks gelezen Dante, Cervantes en Homerus).
Misschien kan ik over een paar jaar met iets meer plezier de leeslijst voor de nieuwe eerstejaars samenstellen.
woensdag 23 mei 2007
Nieuwsgierigheidsgedreven
Een verandering van structuur is goed als het een versimpeling is. Als er minder top komt en meer werkvloer. Als wetenschappers meer hun nieuwsgierigheid kunnen volgen en niet gedwongen worden een gat in de markt te vinden. Van Oostrom laat met tal van voorbeelden zien waarom de universiteit ‘nieuwsgierigheidgedreven’ moet zijn en niet in de eerste plaats de markt moet volgen. Hij houdt een pleidooi voor de ziel in de academie, voor de vorming van studenten, voor de vrijheid van onderzoek. Ik denk dat die verandering waar ik in mijn faculteit mee te maken krijg (en waar ik ook zelf mee vorm aan geef) meer ruimte kan geven: voor bezieling, voor bevlogenheid, voor nieuwsgierigheid. Maar helemaal zeker ben ik niet. Daarom moet iedereen eerst die Jaarrede maar eens lezen.
zondag 1 april 2007
Berlijn
donderdag 8 maart 2007
Into Francesco
Uiteraard heb ik heel wat Petrarca in de kast en als ik thuis aan zo’n college werk ligt de inhoud van meer dan een boekenplank om me heen op het bureau en op de grond. Maar ik heb natuurlijk niet alles. Bovendien wil je in een college mooie plaatjes gebruiken, wil je soms snel dat immense werk doorzoeken. En dan biedt het web weer uitkomst: mooie sites met een globaal overzicht van leven en werk (vergeet daarbij alle wiki’s niet), een imposante amerikaanse site met afbeeldingen uit tientallen Petrarca-handschiften, en ook het heerlijke boek van Ypes over Petrarca in de Nederlandse literatuur (daar heeft de onnavolgbare dbnl voor gezorgd).
Naast die op bureau en vloer uitgestalde boekenplank - die inmiddels weer keurig terug in het gelid is geplaatst, omdat ik vanavond eens de behoefte had om de chaos om me heen te bedwingen - had ik nog drie of vier extra planken tot mijn beschikking. Eén dag alles uit de kast om me geheel in Petrarca onder te dompelen. Morgen om kwart voor elf college en daarna weer met de dagelijkse dingen aan de slag: drie vergaderingen, het stategisch plan van de universiteit lezen, werken aan de minorgids: Fontana di dolore … per cui tanto si piange et si sospira.
dinsdag 20 februari 2007
Het digitale luilekkerland
Internet is zo’n Luylecker-land, vol oude boeken die zomaar gratis en voor niks op mijn beeldscherm verschijnen. Dat berichtje, dat al weken klaarstaat, heb ik helemaal geskipt. Alleen de titel is overgebleven. Alles wat ik wilde schrijven komt later wel. Eerst maar eens bladeren in die paar mooie boekjes van de Stadbibliotheek in Antwerpen. Later zien we wel verder.
vrijdag 16 februari 2007
Toe-eigening
Ondertussen is het handschrift niet alleen aangeschaft door de Haagse KB - de fysieke toe-eigening - het wordt ook geplaatst binnen een nieuw kader: de geestelijke toe-eigening. Op de website van de bibliotheek wordt het als onbetwistbaar hoogtepunt van de Nederlandse cultuur getypeerd. Je krijgt sterk de indruk dat de schrijver van deze tekst daarbij toch vooral aan het huidige Nederland heeft gedacht. In elk geval wordt nergens de herkomst uit Vlaanderen vermeld. Een ander staaltje van toe-eigening zien we in de woorden van de bibliothecaris, Wim van Drimmelen, die de liederen, volstrekt misplaatst ‘de musical van de middeleeuwen’ noemt. Alsof eenentwingste-eeuwers alleen nog in termen van hedendaagse populaire cultuur benaderd kunnen worden. De Gruuthuse-teksten behoren bij uitstek tot de elite-cultuur en de dichter houden er uitermate exclusieve opvattingen op na. Musical? Kom nou. Of zou de directeur op deze manier het aankoopbedrag bij elkaar gepraat hebben? Een van de fondsen die heeft bijgedragen is de Van den Ende-foundation…
Ann Kelders van de KB te Brussel noemt het onverantwoord om zoveel geld te besteden aan de aanschaf van een middeleeuws handschrift. Misschien heeft ze wel gelijk, vooral omdat het vaak veel moeilijker is om dergelijke middelen bij elkaar te krijgen wanneer het gaat om het onderzoek naar de teksten. Een paar jaar geleden lukte het niet om een half miljoen te verkrijgen voor het werk aan de editie van het handschrift, nu is er klaarblijkelijk een veelvoud beschikbaar voor de aanschaf van het boek. Als cultuurfondsen alleen bereid zijn voor dergelijk spectakelaankopen geld te fourneren is het bedrag inderdaad onverantwoord. Maar als ze ondertussen evenzeer willen bijdragen voor het minder opvallende werk: de studie van teksten, het onderhoud van minder spectaculaire collecties, dan is er wat mij betreft niet zoveel mis met deze uitgave. Want hoe je het ook wendt of keert: geld drukt op de meest herkenbare manier de waarde uit van waar wij ons mee bezighouden. Dat een middeleeuws handschrift zo belangrijk is dat er miljoenen voor betaald worden, brengt mijn vak - de studie van oude teksten - ineens volop in het nieuws. En dat is mooi meegenomen.
woensdag 14 februari 2007
Nieuws! Gruuthuse-handschrift in KB
Vanavond, op het feest van de heilige Valentijn, even voor tienen weet Teletekst te melden dat de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag het Gruuthuse-handschrift heeft aangekocht. Het is veruit het belangrijkste Middelnederlandse handschrift dat nog in privé-bezit was. Alleen al om die reden is de aankoop door de KB in Den Haag groot nieuws. Voor mij geldt dat zeker, want al in de jaren tachtig, toen ik nog in Groningen studeerde, hield ik me bezig met de teksten uit dit handschrift: het Egidiuslied, het Kerelslied, Aloeette voghel clein. Ik vertaalde gedichten uit dit handschrift (in het boekje Is Brugge groot?), maar vooral: het handschrift hielp me aan een onderwerp voor mijn proefschrift. Het bevat berijmde gebeden, een nogal marginaal tekstgenre, en met dergelijke teksten heb ik me jaren beziggehouden. Frits van Oostrom refereert daar treffend aan in Stemmen op schrift wanneer hij schrijft over ‘jonge onderzoekers die de creatiefste jaren van hun leven willen wijden aan een proefschrift over zoiets abstruus als berijmde gebeden in het Middelnederlands’. Het is in die jaren een beetje mijn handschrift geworden en er kan niets over geschreven worden of ik wil het lezen, er kan niets over gezegd worden of ik permitteer me er zeker zoveel van te weten. Ik heb er over geschreven, lezingen gehouden, er lang en vaak in gestudeerd en er met mijn beste collega’s urenlang over gedebatteerd. Het is een monument van de Nederlandse literatuur en zonder meer een prachtverzameling: mooie teksten, fascinerend door alle vragen die ze oproepen, volstrekt uniek door de grote collectie liederen mét muzieknotatie. Het is een handschrift waarover felle discussie zijn gevoerd, dat centraal stond in een van de heftigste controverses die de studie van de Middelnederlandse literatuur heeft gekend en die gevoerd werd naar aanleiding van de uitgave, ruim veertig jaar geleden, door K.H. Heeroma. Van Oostrom schreef er een prachtig artikel over: ‘Heeroma, “Gruuthuse” en de grenzen van het vak.’
Groot nieuws, kortom, dat dit handschrift in de KB van Den Haag terechtkomt, maar meteen ook nogal verbazingwekkend. Het Gruuthuse-handschrift is rond 1400 geschreven in Brugge door schrijvers die tot de opkomende burgerij behoorden. Hun teksten en hun levens laten zien hoe ze zelfverzekerd deelnamen aan het culturele en maatschappelijke leven van de wereldstad die Brugge was, hun teksten verwijzen voortdurend naar Brugse situaties en gebeurtenissen, en ze maken duidelijk hoe de schrijvers een positie innemen ten opzichte van de dominante Franse literatuur. En dit handschrift, dat door de klassieke teksten die het bevat een belangrijke rol heeft gespeeld bij processen van identiteitsvorming, verdwijnt na meer dan zeshonderd jaar definitief uit de omgeving van Brugge. Het is alsof Rembrandts portret van Jan Six, dat sinds de zeventiende eeuw in het huis van een Amsterdamse familie aan de muur hangt, zonder slag of stoot door het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten wordt aangekocht. Nationaal erfgoed van dit kaliber mag het land toch niet uit, zou je denken. Gelukkig blijft het binnen het taalgebied waar het thuishoort. Gelukkig verdwijnt het niet naar een rijke Amerikaanse collectie - wat gezien het musicologische belang van de codex niet denkbeeldig zou zijn. Het komt nu echt beschikbaar voor onderzoekers, en juist in Den Haag wordt er door Herman Brinkman en Ike de Loos aan het Huygens Instituut gewerkt aan een nieuwe uitgave van de teksten. Zo beschouwd is Den Haag de best denkbare laatste rustplaats voor het handschrift.
Binnenkort is het digitaal voor iedereen te bekijken. Misschien zal dat tegenvallen. Erg spectaculair is het handschrift namelijk niet: geen plaatjes, geen rijke versiering, zelfs het schrift is hier en daar nogal slordig. En op de eerste bladzijden zijn volop verbeteringen aangebracht. Maar wie goed kijkt en leest kan veel ontdekken. En ziet een handschrift dat waarschijnlijk bedoeld was voor de directe kring rond de dichters. Misschien hebben een of meer van die dichters hier en daar hun sporen in het boek nagelaten. Er staan kleine markeringen in, er zijn hier en daar teksten toegevoegd, er zijn, als gezegd, verbeteringen aangebracht. Waarschijnlijk zijn er maar weinig bronnen uit onze middeleeuwse literatuur die ons zo dicht bij de dichters zelf brengen. Jan van Hulst en Jan Moritoen, van wie er teksten in dit handschrift staan, kunnen het boek zelf in handen hebben gehad. We zien in dit boek precies was zij gezien kunnen hebben. Ik realiseerde me dat sterk toen ik meer dan tien jaar geleden in Koolkerke, vlak bij Brugge, de codex in handen had. Ernest van Caloen, de stokoude baron wiens bezit het toen nog was, keek toe hoe ik me over het boek boog en viel toen in slaap. Twee uur lang heb ik ongestoord en in de grootst denkbare concentratie gelezen, precies zoals de personages doen in het mooie Eerste gedicht uit dit handschrift. Dichterbij de middeleeuwen heb ik me nooit gevoeld.