woensdag 14 februari 2007

Nieuws! Gruuthuse-handschrift in KB

Vanavond, op het feest van de heilige Valentijn, even voor tienen weet Teletekst te melden dat de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag het Gruuthuse-handschrift heeft aangekocht. Het is veruit het belangrijkste Middelnederlandse handschrift dat nog in privé-bezit was. Alleen al om die reden is de aankoop door de KB in Den Haag groot nieuws. Voor mij geldt dat zeker, want al in de jaren tachtig, toen ik nog in Groningen studeerde, hield ik me bezig met de teksten uit dit handschrift: het Egidiuslied, het Kerelslied, Aloeette voghel clein. Ik vertaalde gedichten uit dit handschrift (in het boekje Is Brugge groot?), maar vooral: het handschrift hielp me aan een onderwerp voor mijn proefschrift. Het bevat berijmde gebeden, een nogal marginaal tekstgenre, en met dergelijke teksten heb ik me jaren beziggehouden. Frits van Oostrom refereert daar treffend aan in Stemmen op schrift wanneer hij schrijft over ‘jonge onderzoekers die de creatiefste jaren van hun leven willen wijden aan een proefschrift over zoiets abstruus als berijmde gebeden in het Middelnederlands’. Het is in die jaren een beetje mijn handschrift geworden en er kan niets over geschreven worden of ik wil het lezen, er kan niets over gezegd worden of ik permitteer me er zeker zoveel van te weten. Ik heb er over geschreven, lezingen gehouden, er lang en vaak in gestudeerd en er met mijn beste collega’s urenlang over gedebatteerd. Het is een monument van de Nederlandse literatuur en zonder meer een prachtverzameling: mooie teksten, fascinerend door alle vragen die ze oproepen, volstrekt uniek door de grote collectie liederen mét muzieknotatie. Het is een handschrift waarover felle discussie zijn gevoerd, dat centraal stond in een van de heftigste controverses die de studie van de Middelnederlandse literatuur heeft gekend en die gevoerd werd naar aanleiding van de uitgave, ruim veertig jaar geleden, door K.H. Heeroma. Van Oostrom schreef er een prachtig artikel over: ‘Heeroma, “Gruuthuse” en de grenzen van het vak.

Groot nieuws, kortom, dat dit handschrift in de KB van Den Haag terechtkomt, maar meteen ook nogal verbazingwekkend. Het Gruuthuse-handschrift is rond 1400 geschreven in Brugge door schrijvers die tot de opkomende burgerij behoorden. Hun teksten en hun levens laten zien hoe ze zelfverzekerd deelnamen aan het culturele en maatschappelijke leven van de wereldstad die Brugge was, hun teksten verwijzen voortdurend naar Brugse situaties en gebeurtenissen, en ze maken duidelijk hoe de schrijvers een positie innemen ten opzichte van de dominante Franse literatuur. En dit handschrift, dat door de klassieke teksten die het bevat een belangrijke rol heeft gespeeld bij processen van identiteitsvorming, verdwijnt na meer dan zeshonderd jaar definitief uit de omgeving van Brugge. Het is alsof Rembrandts portret van Jan Six, dat sinds de zeventiende eeuw in het huis van een Amsterdamse familie aan de muur hangt, zonder slag of stoot door het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten wordt aangekocht. Nationaal erfgoed van dit kaliber mag het land toch niet uit, zou je denken. Gelukkig blijft het binnen het taalgebied waar het thuishoort. Gelukkig verdwijnt het niet naar een rijke Amerikaanse collectie - wat gezien het musicologische belang van de codex niet denkbeeldig zou zijn. Het komt nu echt beschikbaar voor onderzoekers, en juist in Den Haag wordt er door Herman Brinkman en Ike de Loos aan het Huygens Instituut gewerkt aan een nieuwe uitgave van de teksten. Zo beschouwd is Den Haag de best denkbare laatste rustplaats voor het handschrift.

Binnenkort is het digitaal voor iedereen te bekijken. Misschien zal dat tegenvallen. Erg spectaculair is het handschrift namelijk niet: geen plaatjes, geen rijke versiering, zelfs het schrift is hier en daar nogal slordig. En op de eerste bladzijden zijn volop verbeteringen aangebracht. Maar wie goed kijkt en leest kan veel ontdekken. En ziet een handschrift dat waarschijnlijk bedoeld was voor de directe kring rond de dichters. Misschien hebben een of meer van die dichters hier en daar hun sporen in het boek nagelaten. Er staan kleine markeringen in, er zijn hier en daar teksten toegevoegd, er zijn, als gezegd, verbeteringen aangebracht. Waarschijnlijk zijn er maar weinig bronnen uit onze middeleeuwse literatuur die ons zo dicht bij de dichters zelf brengen. Jan van Hulst en Jan Moritoen, van wie er teksten in dit handschrift staan, kunnen het boek zelf in handen hebben gehad. We zien in dit boek precies was zij gezien kunnen hebben. Ik realiseerde me dat sterk toen ik meer dan tien jaar geleden in Koolkerke, vlak bij Brugge, de codex in handen had. Ernest van Caloen, de stokoude baron wiens bezit het toen nog was, keek toe hoe ik me over het boek boog en viel toen in slaap. Twee uur lang heb ik ongestoord en in de grootst denkbare concentratie gelezen, precies zoals de personages doen in het mooie Eerste gedicht uit dit handschrift. Dichterbij de middeleeuwen heb ik me nooit gevoeld.

Geen opmerkingen: