woensdag 23 mei 2007

Nieuwsgierigheidsgedreven

Bij ons in de faculteit zijn weer plannen bedacht voor een herziening van de structuur. En ook al geloof ik niet zo in structuurveranderingen - het gaat veel meer om goede mensen dan om goede structuren - in dit geval zie ik er wel wat in. Er komen minder bestuurders, minder baasjes dus, en dus winnen het onderzoek en het onderwijs. Zou je denken. En zo is het ook bedoeld. Maar pakt het ook zo uit? Ik hoorde al dat er plannen zijn de regelneven die zorgen dat het onderwijs goed verloopt, dat mensen die les moeten geven dat ook gewoon kunnen doen, en die nu ‘coördinator’ heten, straks misschien wel ‘opleidingsdirecteur’ gaan heten. Mijn haren gingen overeind staan, vooral omdat ik zelf ook zo’n coördinator ben. Ik directeur? Waarom juist die term zo’n weerzien wekte, begreep ik pas goed toen ik vanmiddag de ‘Jaarrede’ las die Frits van Oostrom afgelopen week heeft gehouden als president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Daarin heeft hij het over de academische wereld en de vergiftigende werking van het marktdenken. De terminologie van de markt rukt op en infecteert ons gedrag: ‘terminologie [wordt] gemakkelijk tot filosofie. Want wie directeur wordt gaat zich ernaar gedragen, en dat wil zeggen directieven uitdenken, en controleren of ze worden nageleefd.’ Dat was precies wat bij mij die weerzin opriep toen ik hoorde over ‘opleidingsdirecteuren’ die eigenlijk niet meer moeten zijn dan de mensen die het hun collega’s wat makkelijker maken om bevlogen les te geven en goed onderzoek te doen. De coördinator is een dienaar, geen directeur.
Een verandering van structuur is goed als het een versimpeling is. Als er minder top komt en meer werkvloer. Als wetenschappers meer hun nieuwsgierigheid kunnen volgen en niet gedwongen worden een gat in de markt te vinden. Van Oostrom laat met tal van voorbeelden zien waarom de universiteit ‘nieuwsgierigheidgedreven’ moet zijn en niet in de eerste plaats de markt moet volgen. Hij houdt een pleidooi voor de ziel in de academie, voor de vorming van studenten, voor de vrijheid van onderzoek. Ik denk dat die verandering waar ik in mijn faculteit mee te maken krijg (en waar ik ook zelf mee vorm aan geef) meer ruimte kan geven: voor bezieling, voor bevlogenheid, voor nieuwsgierigheid. Maar helemaal zeker ben ik niet. Daarom moet iedereen eerst die Jaarrede maar eens lezen.