dinsdag 28 augustus 2007

De leeslijst, of: oude teksten op de plank

Zoals ieder jaar aan de vooravond van het nieuwe collegejaar, neem ik de literatuurlijst door die ik aan de eerstejaarsstudenten voorschotel. Naast het uitvoerige tekstboek vol fragmenten dat ik heb samengesteld en dat via de ‘dictatencentrale’ te verkrijgen is, vind ik dat ze toch ook volledige teksten moeten kennen. En elk jaar merk ik weer dat veel van die teksten niet leverbaar zijn, en dat stemt me treurug. Karel ende Elegast, Ferguut (in vertaling), Reinaert en Lanseloet van Denemerken zijn bij elke fatsoenlijke boekhandel te koop in goede uitgaven. Maar de Reis van sint Brandaan, Beatrijs, Elckerlijc en Mariken van Nieumeghen zijn niet meer te krijgen. Er zijn wel uitgaven - en soms heel behoorlijke - op internet te vinden in de onwaardeerlijke dbnl, maar een boek is toch wat anders. Maar kennelijk is er geen uitgever die er brood in ziet om dergelijke titels op voorraad te houden terwijl ondertussen de Deltareeks - waar je van had mogen verwachten dat daarin al die klassiekers een veilig onderdak hadden kunnen vinden - ophoudt te bestaan. In het Nederlandse taalgebied geen Pléiade en evenmin Penguin Classics. We zijn met te weinig om zulke uitgaven commercieel interessant te laten zijn, is vaak de reactie. Maar is dat echt waar? Met de huidige techniek zijn kleine oplagen betaalbaar, en ook gedichtenbundels blijven verschijnen - al moet ik er meteen bij zeggen dat uitgevers ook die vaak maar twee jaar tijd gunnen alvorens ze naar de ramsj worden verwezen. Misschien moeten ik en mijn collega’s in het onderwijs eens bij onszelf te rade gaan. Als we nu ieder jaar al onze eerstejaars (in Nederland, België en Duitsland zijn dat er bij elkaar meer dan vijfhonderd) de belangrijkste boeken voorschrijven, met klem zeggen dat een taal studeren nu eenmaal een investering vergt omdat je een basiscollectie nodig hebt: Van Dale, grammatica, Literatuurgeschiedenis, wat handboeken, en de Beatrijs, Reinaert, Karel ende Elegast, Gysbreght, Sara Burgerhart, Max Havelaar en zo nog wat meer. En als we ons nu eens niet verschuilen achter het cynische ‘ze kopen nooit wat, ze kopiëren meteen alles’… (waarvan ik uit ervaring weet dat het, zo algemeen gezegd, niet waar is). Als we duidelijk maken dat ieder specialisme zijn eisen stelt, dat een dokter in spe witte jassen, een microscoop en heel dure boeken nodig heeft, en dat een letterkundige veel boeken moet hebben die juist vaak helemaal niet zo duur zijn om een plank te vullen met het mooiste dat er in het Nederlands is geschreven, dan zijn uitgevers zeker geïnteresseerd, dan verschijnen er pocketreeksen met heel de canon…
Natuurlijk weet ik dat ik het allemaal te florissant voorstel. Niet voor niets heeft Prometheus de Brandaan, Beatrijs en al die andere titels uit de markt genomen, is Athenaeum - Polak & Van Gennep gestopt met de Griffioenreeks, is de Deltareeks een te vroege dood gestorven, is de Alfareeks van AUP in een sluimertoestand geraakt. En toch weiger ik dit zonder meer normaal te vinden. In een tijd waarin het woord canon op ieders lippen bestorven ligt, moet de literaire canon geen fantoom zijn, maar een tastbare plank vol bedrukt papier. Je zou haast uitgever worden om het werk ter hand te nemen. Uitgevers: kom met plannen! Minister: wees niet krenterig! Studenten: maak kennis met de canon! Lezers, cultuurdragers: ook Vondel en de Reinaert zijn klassiek (en horen op de plank naast de misschien nauwelijks gelezen Dante, Cervantes en Homerus).
Misschien kan ik over een paar jaar met iets meer plezier de leeslijst voor de nieuwe eerstejaars samenstellen.