woensdag 6 september 2006

Lekker lezen

Goed nieuws op de late avond: ‘bijna helft jongeren leest graag’. Althans zo vertaalt Teletekst de uitkomst van een vandaag verschenen rapport van de ‘Stichting lezen’: http://www.lezen.nl/files.php?file_id=218. Het rapport laat zien dat er meer jongeren dan we dachten regelmatig lezen, en dat ze dat bovendien met plezier doen. Is de tijd voor doemgedachten voorbij? Ik zou me namelijk ook heel goed kunnen voorstellen dat hetzelfde rapport in de handen van azijnpissers, zuurpruimen en andere misantropen tot een heel andere conclusie leidt. Kijk eens naar de cijfers: 65 procent van de jongeren leest hooguit 1 tot 2 boeken per maand. Twee van de drie halen dus hooguit tien boeken per jaar. En ondanks het belang dat veel jongeren aan lezen hechten, vindt een kwart lezen volstrekt onbelangrijk.
Cijfers zijn gewillig en uit zo’n onderzoek onder 483 jongeren zijn vele conclusies te trekken. In elk geval ook dat er reden tot optimisme is voor wie lezen belangrijk vinden en van mening zijn dat lezen de verbeelding prikkelt, het denken stimuleert en simpelweg een aangenaam tijdverdrijf is. Ik hoor tot die laatste groep en als ik naar een paar van de staatjes en tabellen kijk in het rapport, kom ik aardige dingen tegen. Jongeren lezen het liefst over avontuur (52%) en liefde (47%), maar ook geschiedenis (24%) doet het goed. Ik denk dan meteen aan middeleeuwse ridderromans. Ferguut en Karel en Elegast zouden het goed moeten doen. Niet in hun Middelnederlandse gedaante natuurlijk, maar in een goede vertaling of bewerking.
Andere cijfers. Wie maakt je enthousiast om te lezen, was een van de vragen. In de eerste plaats vrienden en vriendinnen (37%). Natuurlijk is de invloed van de peer-group groot. En ook ouders (27%) dragen bij. Maar meteen na deze groepen, die tot de meest directe kring van jongeren behoren, komen docenten (24%), die meer invloed blijken te hebben dan bekende schrijvers, bibliothecarissen of zomaar andere jongeren. Wie het lezen wil stimuleren hoeft geen campagnes op te zetten, geen schrijvers op tournee te sturen, maar moet docenten gewoon wat meer ruimte geven om leuke boeken in de klas te behandelen. Meer literatuur op school, en jongeren gaan meer lezen. Opvallend genoeg zijn ze ook helemaal niet zo negatief over de boekenlijst. Vooral de jongeren die hoe dan ook niet lezen zijn er negatief over, maar 3 op de 10 jongeren zeggen dat ze lezen leuker zijn gaan vinden door de boekenlijst.
Rapporten bevatten aanbevelingen. Hier is de belangrijkste dat stimulering van het lezen via leeftijdsgenoten moet plaatsvinden. Maar ja, die moeten dan wel eerst enthousiast worden. Subsidie naar jongeren om hun vrienden te bewerken? Ouders betalen om een lofzang van het lezen aan te heffen? Wie weet. Maar maak in elk geval ook op de scholen meer ruimte voor lezen. Zorg dat er boeken zijn, laat docenten erover vertellen, eis niet dat alle taalonderwijs praktijkgericht is. Een goede brief schrijven is belangrijk. Maar gevoel voor de kracht van taal ontstaat op een andere manier. Door lezen van mooie boeken. En misschien leer je juist daardoor hoe taal werkt. Hoe je een goede brief schrijft.

vrijdag 1 september 2006

Het begin

Maandag begint het: het nieuwe academisch jaar. ’s Middags de officiële opening inclusief uitreiking van een ere-doctoraat aan Cees Nooteboom - alle studenten welkom! - maar in de ochtend het echte begin met om kwart voor elf ook nog eens een college dat ik met de titel Het begin heb aangekondigd. Het gaat over die allereerste sporen van taal en het vermoeden van literatuur in de Lage Landen. Over de Wachtendonckse Psalmen, natuurlijk ook over de nestenbouwende vogeltjes, en over het mooie, tussen volkstaal en Latijn weifelende lofdichtje ‘Tesi samanunga vvas edele unda scona / Et omnium virtutum pleniter plena.’ [Deze gemeenschap (er is een kloostergemeenschap bedoeld) was edel en aangenaam En vol van alle goede eigenschappen]. Vertellen over dat begin, over wat literatuur is, wat Nederlands is (dat zowel het land als de taal niet bestonden zoals we ze nu kennen), en over hoe je met oude teksten kunt omgaan. Dat je er meeslepend over kunt vertellen heeft Frits van Oostrom laten zien in Stemmen op schrift. Ik laat het daarom mijn studenten lezen, vooral ook omdat ik denk dat het een uitermate geschikt boek is in eerstejaarsonderwijs. Het biedt overzicht, prikkelt de verbeeldingskracht, schetst aspecten van de vakbeoefening, neemt standpunten in die discussie uitlokken. Juist aan de hand van zo’n boek valt er te discussiëren over literatuur en beeldvorming, canonisering, identiteit. Studenten horen en lezen graag dat grote verhaal, daarom vertel ik het in mijn colleges, en daarom ben ik blij dat ik ze weer een literatuurgeschiedenis kan laten lezen. Is dat ouderwets? Kunnen studenten boeken van deze omvang niet meer aan? Eerlijk gezegd geloof ik het niet. De komende tijd zal ik af en toe verslag doen van hoe het gaat. En ik nodig de studenten uit te schrijven of het lezen van Stemmen op schrift ze bevalt.