maandag 22 juni 2020

Gelderse tweeëntwintigstedentocht: Goch, 21 juni

Als ik al gedachten had bij Goch, dan zal het hooguit de vraag zijn geweest of de achternaam van Vincent van Gogh naar dit Nederrijnse stadje verwees (Gogh is immers de Nederlands schrijfwijze van Goch). Of er verre voorouders van de schilder in het Nederrijnse stadje zijn te traceren, weet ik nog steeds niet. Zo’n tien jaar geleden zal ik er voor het eerst doorheen zijn gefietst. Ik was langs de Maas naar het zuiden gereden en ging via Kevelaer terug. Goch, op de terugweg, maakte weinig indruk. Ik heb de historische gebouwen niet bewust gezien – de grote St. Magdalenakerk heb ik over het hoofd gezien, misleid door haar moderne toren – en trof er vooral non-descripte na-oorlogse architectuur. Vandaag heb ik meer moeite gedaan om de schoonheid van Goch te ontdekken. 

Goch was eeuwenlang de noordelijkste stad van het Gelderse Overkwartier, gelegen aan de Niers, een riviertje dat ontspringt nabij Erkelenz en dat bij Gennep, 114 kilometer stroomafwaarts, in de Maas stroomt. Vanaf Süchteln, zo’n 65 kilometer voor de monding, is het riviertje bevaarbaar, en tegenwoordig is het een geliefd traject om te kanoën. Ook in de middeleeuwen werd de Niers bevaren, en zeker vanaf Geldern, ruim 25 kilometer stroomopwaarts vanaf Goch, was het een belangrijke waterweg.

De toren van de St. Maria Magdalenakerk gezien vanaf de Niers

In dat middeleeuwse verleden was Goch een welvarend handelsstadje met ruim 1000 inwoners. In elk geval in 1261 beschikte het over stadsrechten (verleend door de Gelderse graaf Otto II), in het midden van de veertiende eeuw werd de omwalling voltooid. De Steintor herinnert daar nog aan en is een van de historische bezienswaardigheden. Af en toe deden hertog of hertogin de stad aan en in 1418 was het een van de 22 Gelderse steden die de hertog onder druk zetten met hun verbondsbrief.

Tegenwoordig zullen bewoners zich wellicht eerder verbonden voelen met het hertogdom Kleef dan met Gelre. In 1473, in de turbulente jaren waarin Bourgondië greep probeerde te krijgen op het weerbarstige Gelre, werd Gelre tijdelijk ingelijfd bij Bourgondië, maar viel Goch toe aan Kleef. Het stadje kende in de eeuwen nadien een roerige geschiedenis: het werd Pruisisch in 1614, ingelijfd bij de Republiek in 1615, het was Spaans en Frans en vanaf 1815 werd het opnieuw deel van Pruisen dat in 1871 opging in het Duitse Rijk. Goch en de omliggende dorpen is zich al die jaren blijven richten op de gebieden aan gene zijde van de grens: de taal was er Kleverlands, net als in Venray, Nijmegen, Wesel en Duisburg en er werd door bewoners aan beide zijden van de grens veel gewerkt en schoolgegaan in elkaars land zoals er ook heel wat familiebanden werden gesmeed.

De historische stad is grotendeels weggevaagd in de laatste maanden van de oorlog, maar hier en daar staan gebouwen die weer uit het puin zijn opgetrokken: de Steintor, het stadhuis en het haast frivole Haus zu den fünf Ringen, een patriciërswoning uit de zestiende eeuw. 

Rathaus (links) en Haus zu den fünf Ringen


Indrukwekkend middelpunt van de stad is de veertiende-eeuwse St. Maria Magdalenakerk. Het is, zo las ik hier en daar, een van de indrukwekkendste kerken van de Nederrijn, maar voor mij bleven de deuren gesloten: corona-maatregelen zorgen ervoor dat alleen voor sporadische liturgische bijeenkomsten de kerk nog open is. Van buiten is het een fraaie gotische kerk met een heel moderne toren die uit 2003 dateert. Niet, zoals ik vermoedde, om oorlogsschade te herstellen, maar om een veel later lot dat de stad trof te herstellen. Op 24 mei 1993, ’s nachts om 3 minuten voor half 3, stortte de grote toren in. De avond daarvoor hadden de klokken nog geluid. Onderzoek wees verschillende oorzaken aan: late gevolgen van oorlogsschade, een aardbeving in 1992, verwering en scheuren in het metselwerk en zelfs het luiden van de klokken zes uur voor het instorten. De oude toren is niet herbouwd. Er kwam een niet onomstreden nieuwe, 70 meter hoge toren. Toen ik vanmiddag Goch binnenreed via een brug over de Niers, zag ik de toren en ze beviel me wel.

Steintor vanaf de buitenzijde


Goch zoals ik het vanmiddag bezocht, zoekt weer een beetje de vrijheid van de openbare ruimte. In het prachtige stadspark, gelegen tussen twee takken van de Niers, werd gevoetbald en geluierd. Op het terras bij een Bäckerei bestel je Kuchen en drankjes aan de Theke met Mundschutz en na het invullen van een formulier waarop naam, tijdstip en 06-nummer genoteerd moeten worden. Goch was mooier dan ik me herinnerde en er is meer geschiedenis dan ik vermoedde. Ik ga zeker een keer terug om in elk geval de grote kerk van binnen te zien.