Opus ultimus
De thema's komen aan bod rond de jaren waarin ze bij uitstek relevant en actueel zijn, en toen ik meer dan twintig jaar geleden een eerste opzet maakte kwam de scholing van iemand als De Roovere in deel 1 terecht, terwijl het laatste hoofdstuk als titel 'Dans van de mol' kreeg, naar het gedicht Van der Mollenfeeste (waarover ik, maar dit terzijde, een artikel schreef dat recent verscheen, en waarover ik een van de komende dagen nog kort zal schrijven). Maar een laatste hoofdstuk over de dood vond ik, toen ik de afgelopen weken nadacht over de opzet van dat derde deel, toch wat al te obligaat. En misschien was het ook niet zo'n aantrekkelijk slot, bedacht ik. Maar wat dan wel? Het zou kunnen gaan over de laatste teksten die hij schreef, en een paar daarvan zijn verrassend genoeg goed te dateren. Zo schreef hij een nieuwjaarsgedicht voor 1480 waarin hij stadsbestuurders prijst die in de jaren daarvoor daadkrachtig de infrastructuur hadden aangepakt en de financiën op orde hadden gebracht. En kort na de dood van De Roovere verscheen er bij de drukker Gerard Leeu in Antwerpen een omvangrijke reeks gedichten waarin de heilsgeschiedenis in kort bestek aan bod komt: de schepping, het leven van Jezus en tot slot de 'vier uitersten': dood, het laatste oordeel, de hel en het eeuwig leven. De gedichten zijn alle voorzien van houtsneden en ze waren bedoeld om ter overdenking aan de wand op te hangen. Deze bijzondere uitgave heb ik eens als 'opus ultimus', het laatste werk, aangeduid. En dat bracht me op de gedachte in het laatste hoofdstuk het laatste werk van de schrijver centraal te stellen. Onder dat laatste werk zijn wat teksten die heel nauw samenhangen met de diepe crisis waarin Brugge verzeild raakt in 1481-1482.
Dood van een geliefde prinses
Na de dood van Karel de Stoute valt Frankrijk Vlaanderen binnen, gaat het slecht met de economie, en ontstaat er onrust over hoe de negentienjarige Maria van Bourgondië haar vader moet opvolgen. In een goed uitgekiend propaganda-offensief wordt Maria gepresenteerd als een onschuldige maagd die met geweld belaagd wordt door degene die haar negentien jaar eerder ten doop hield (de Franse koning Lodewijk XI) en een gedichtje van De Roovere speelt daarbij een rol. Het wordt rondgestuurd, ook naar de troepen te velde, als oproep voor hulp en steun aan soldaten in de frontlinie. 'Aenweese' staat er 'een maecht die dus vercracht es Van hem die mi ten vonten hief. [Geef steun aan een maagd die verkracht is door hij die mij boven de doopvont hield.'
Al snel is duidelijk dat Maria gaat trouwen met Maximiliaan, zoon van de Duitse keizer Frederik III. Maximiliaan maakt niet lang daarna indruk door een overwinning op de Fransen in de slag bij Guinegate (ook bekend als slag bij Blangijs). Toch is er onvrede over het optreden van Maximiliaan en de economie blijft onder druk staan. De jonge Maria wordt in die jaren als steun van het volk en het leger naar voren geschoven en als een soort stedenmaagd geprofileerd. Anthonis de Roovere levert daarvoor niet alleen dat gedichtje, hij schrijft er over in de Excellente kroniek van Vlaanderen. Over de tragische laatste dagen van Maria vertelt de Excellente kroniek een aangrijpend verhaal. Ze raakt zwaar gewond tijdens de jacht waar ze onder haar paard terechtkomt. De laatste dagen wordt ze omringd door haar naasten: echtgenoot, kinderen en ook de Gelderse hertogskinderen Karel en Philippa van Egmond, die na de val van Nijmegen in 1473 naar het Bourgondische hof zijn overgebracht, niet vrij om te gaan waar ze wilden, maar toch als gewaardeerde familieleden. Op 27 maart 1482 overleed Maria.
Het was eens goed, het is nu mis
In het jaar voor de dood van Maria verdubbelde de graanprijs en het vertrouwen in Maximiliaan daalde. De factie van Willem Moreel, waarmee De Roovere nauw verwant was, koos steeds duidelijker partij tegen de hertog die als vreemde werd gezien. Het ging slecht in Brugge, slechter dan sinds de jaren 1430 het geval was geweest. Het leven van Anthonis was begonnen in jaren van crisis (tijdens de Brugse opstand van 1436-1438) gevolgd door decennia van relatieve rust. Maar nu, in de laatste jaren van zijn leven, was er opnieuw neergang, en een gevoel van crisis. In deze jaren schreef hij een kort refrein dat de toestand heel treffend beschrijft. Het begint zo:
Twas eens iaers goet // ten dooch nv niet
Tvolck hadde moet // theeft nv verdriet
Thadde ghelts behoet // nv min dan yet
Wien vruecht aenstoet // sanck doen een liedt
Wie dat nv doet // tvolck hem besiet
[Het was vroeger goed, maar nu is alles mis Het volk was opgewekt, en heeft nu verdriet. Het beschikte over geld, en heeft nu minder dan niks. Wie blij was zong toen een lied, maar wie dat nu doet wordt gek aangekeken].
In vier strofen krijgen we een beeld van mistroostigheid en wanhoop. In de laatste strofe richt de dichter zich tot vorst en vorstin, Maximiliaan en Maria: zien jullie wel dat wei vroeger wijn dronk nu alleen schraal bier kan drinken, en dat overal een diepe melancholie heeft toegeslagen?
Over dit gedicht en andere laatste werken gaat het laatste hoofdstuk: over de magistrale heilsgeschiedenis, de aangrijpende kroniek en een gedicht waarin maar weinig is overgebleven van de levenslust en het optimisme dat veel van Anthonis' werk kenmerkt. En dan raakt mijn verhaal aan de woorden van H.H. ter Balkt in zijn Laaglandse hymne 'Anthonis de Roovere': 'Dwalend langs de kramen | bij de muren, jij stadsdichter van Brugge, werd je | glimlach dunner en dunner als het dichtslibbend Zwin.'
[Illustratie: Sterfbed van Maria van Bourgondië, omringd door familie en getrouwen. Houtsnede, Excellente kroniek van Vlaenderen, Vorsterman, Antwerpen, 1531. Coll. Nijmegen UB]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten