zaterdag 25 juli 2020

Gelderse tweeëntwintigstedentocht: Zutphen, 26 juni 2020

Wat te schrijven over Zutphen? Het is de eerste stad van Gelre en de meest middeleeuwse. Zutphen kreeg omstreeks 1190 stadsrechten van Graaf Otto I en was de eerste stad in het toenmalige graafschap Gelre. Zutphen is de oudste, zeggen sommigen, met wat venijn richting Nijmegen, dat pas in 1230 middeleeuwse stadrechten kreeg. Ik ben er vaak geweest, voor familiebezoek, gewoon op doortocht, om er lezingen te geven, onderzoek te doen, om samen met studenten eeuwenoude zolders te bekijken, om de bijzonderste bibliotheek van het land te zien, met een bootje door de gracht te varen, een terrasje te pakken of een van ’s lands mooiste boekhandels te bezoeken. En altijd zag ik die prachtige oude stad, gevormd door de eeuwen waarin veel middeleeuwse sporen zichtbaar zijn gebleven.


Stadsmuur en Drogenapstoren


Wat het zo lastig maakt te schrijven over Zutphen, is dat ik er al herhaaldelijk over schreef en dat ik nauwelijks weet waar te beginnen. Andere Gelderse steden die ik op mijn tweeëntwintigstedentocht aandoe, hebben vaak maar weinig herkenbaars uit de tijd van het hertogdom over. Het is dan makkelijk om te schrijven over die ene duizendjaar oude kapel die er nog is, de stadspoort die nog overeind staat, het herkenbare stratenplan, de afwezigheid van middeleeuwse gebouwen die juist verraadt dat de stad altijd een militaire functie heeft gehad en dus vaak verwoest is. Maar bij Zutphen is er zoveel.

Ik schrijf daarom maar over de liefdevolle toewijding voor de eigen stad en het eigen verleden die in Zutphen zo manifest is. Een paar voorbeelden maken dat duidelijk.


Zicht op de Wijnhuistoren en de Groenmarkt; aan de linkerzijde van de straat is in de blinde muur van het uitspringende pand een nis te zien uit de dertiende eeuw.


De afgelopen jaren heb ik diverse keren met studenten Zutphen bezocht, meestal als onderdeel van de cursus De stad centraal. Zij bereidden een deel van de excursie zelf voor, maar de mensen van Erfgoed Zutphen lieten zien waar zij mee bezig zijn: we keken mee met de restaurator in het archief, bezochten de Bourgonjetoren tijdens de restauratie, riepen rond op zolders met kapconstructies uit de veertiende eeuw en, hoogtepunt, bezochten een pand aan de Groenmarkt waar nog maar kort daarvoor een nis was ontdekt waaruit bleek dat er al in de dertiende eeuw stenen huizen werden gebouwd in dat gedeelte van Zutphen. Die kleine nis die we, als ik het me goed herinner, drie jaar geleden na een klimpartij over wankele trappen, te zien kregen, voelde als een kostbare schat. Dit jaar zouden we opnieuw met zo’n vijftien studenten Zutphen bezoeken. De lockdown gooide roet in het eten in het laatste jaar dat ‘De stad centraal’ gegeven werd.


Met studenten bij de Bourgonjetoren. Mei 2019.

In geen van de Gelderse steden ben ik zo vaak geweest voor publiekspresentaties als in Zutphen: ik gaf en bezocht er lezingen, droeg bij aan de cursus Gelrekunde, sprak tijdens boekpresentaties en de Gelderse Landdag, en was betrokken bij het middeleeuwensymposium in 2018 en 2020 – ook dit laatste gesneuveld door corona. Dat middeleeuwensymposium, bedacht en georganiseerd door Hans Busio en ruimhartig gesteund door het stadsbestuur en Erfgoed Zutphen, is een fenomeen. Wetenschappers uit binnen- en buitenland vertellen heet van de naald over hun onderzoek, maar zo dat het een breed publiek boeit en bereikt. Ik ken nauwelijks betere voorbeelden waar wetenschap en publiekgerichtheid zo innig met elkaar verbonden zijn. Gelukkig wil Zutphen hiermee verdergaan. Volgend jaar houden we alsnog het geplande symposium over vrouwen in de middeleeuwen en vanuit Nijmegen draag ik daar graag aan bij.

Meest memorabel in de samenwerking is de rol die Zutphen speelde bij de tentoonstelling Ik, Maria van Gelre. Het archief van Zutphen leende de verbondsbrieven uit 1418 uit (die eerder dat jaar al figureerden op een kleine tentoonstelling in Arnhem en Zutphen) en zorgde ervoor dat de brieven prachtig werden gerestaureerd. Maar het bruikleen van de kaarsenkroon uit de Walburgiskerk was het onvergetelijke hoogtepunt in mijn samenwerking met Zutphen. Het was een onmogelijke vraag: zouden we die meer dan zeshonderd jaar oude kroonluchter, die in 1407 door Maria van Gelre gezien is, in Nijmegen mogen tonen in een tentoonstelling? Wat onmogelijk is moet je niet vragen als bruikleen, is een ongeschreven wet in de museumwereld. Maar helemaal onmogelijk was het niet en uiteindelijk kwam de kroonluchter naar Nijmegen en was het, na het gebedenboek, hoogtepunt van de tentoonstelling. Op de dag waarop de kroonluchter naar Nijmegen kwam, was ik helaas elders, maar groot was de opluchting toen ik een appje kreeg met het geruststellende nieuws dat hij op zijn plaats stond. Tijdens de tentoonstelling heb ik verschillende keren Zutphens bezoek gehad. Uit grote betrokkenheid wilde men graag zien hoe het ging met dit pronkstuk. Ik herinner me nog goed het bezoek van de gidsen uit de kerk. Ze hadden zo hun aarzelingen: mocht dit wel de kerk verlaten. Maar ze waren ook trots: dit was de ultieme erkenning voor hún kaarsenkroon. Op 14 januari ging ik wel mee op het transport terug naar Zutphen: ik wilde zelf dit dierbare kunstwerk terugbrengen naar de plek waar het thuishoort. Eind 2019 kreeg de kaarsenkroon een plaats in de canon van de Nederlandse kunstgeschiedenis.

De vraag die ik ergens in 2017 aarzelend stelde over dit bruikleen, had het einde van mijn goede verstandhouding met Zutphen kunnen zijn. Gelukkig pakte het anders uit en ik ben iedereen die hierbij betrokken was nog altijd meer dan dankbaar.


De kaarsenkroon is terug in Zutphen, 14 januari 2019.


Zutphen ademt het verleden en ik ervaar dat als vitaal onderdeel van de toekomst. Maar hoeveel geschiedenis er ook is, juist de verbondenheid met het hertogdom is slecht zichtbaar. Dat is opvallend voor een van de voormalige kwartierhoofdsteden. Anders dan in Arnhem, Nijmegen of Roermond zijn er geen graven of hertogen begraven in Zutphen, en er is dan ook geen indrukwekkend praalgraf, zoals in die andere kwartierhoofdsteden. Het voormalige gravenhof, ooit residentie van graven en hertogen, is alleen nog herkenbaar als de naam van een plein dat als parkeerplaats dienst doet. Tijdens een van de excursies met studenten vertelde stadarcheoloog Michel Groothedde dat er plannen zijn de fundamenten van dat gravenhof zichtbaar te maken. Dat zouden ze snel moeten doen, in Zutphen.


In Maria van Gelre (1380-1429): Sporen in het landschap (Nijmegen: Vantilt 2018) schreef ik een hoofdstuk over Zutphen.

Geen opmerkingen: