dinsdag 20 februari 2007

Het digitale luilekkerland

Al weken staat er een bericht in de wacht met de titel: ‘Het digitale luilekkerland’. En waarom? Omdat ik me steeds meer realiseer dat we ‘dans le meilleur des mondes’ (Voltaire, Candide) leven: je hoeft geen stap buiten de deur te zetten om de prachtigste boeken op je bureau te krijgen, of beter: op je beeldscherm. Binnenkort het volledige Gruuthuse-handschrift (daarover schrijf ik later nog wel wat) maar nu al verschillende exemplaren van de Gutenberg Bijbel, het oogverblindende Manesse Handschrift, blinkende getijdenboeken. Maar dat het er nog steeds niet van gekomen is dat bericht de wereld in te slingeren heeft te maken met alles wat ik telkens weer ontdek als ik even over het web rondzwerf. De komende tijd zal ik er nog heel wat woorden aan vuilmaken. Maar nu moet het er dan toch maar van komen, want vanavond kwam ik de perfecte invulling tegen voor een bericht dat de titel heeft dat hier boven staat. De Stadsbibliotheek van Antwerpen, een heerlijke plek om te werken en, zoals het hoort bij een bibliotheek, in het hartje van de stad zodat je in de middagpauze een fatsoenlijke hap kunt eten, heeft een paar boekjes digitaal voor ons klaargelegd. Het eerste boekje dat klaarstaat om door te bladeren heet Verhael met den Almanach van het Luylecker-landt, daer men de kost crijcht sonder wercken. Het is maar klein, en bevat maar een paar bladzijden, maar is volop de moeite waard. Het roept visioenen op van een wereld waarin het niet op kan: een wereld waarin je aan de kost komt zonder te werken (en wie daarover meer wil weten: lees het overdadige en aanstekelijke Dromen van Cocagne van Herman Pleij).
Internet is zo’n Luylecker-land, vol oude boeken die zomaar gratis en voor niks op mijn beeldscherm verschijnen. Dat berichtje, dat al weken klaarstaat, heb ik helemaal geskipt. Alleen de titel is overgebleven. Alles wat ik wilde schrijven komt later wel. Eerst maar eens bladeren in die paar mooie boekjes van de Stadbibliotheek in Antwerpen. Later zien we wel verder.

vrijdag 16 februari 2007

Toe-eigening

Het Gruuthuse-handschrift ligt nu te pronken in Den Haag. Wat onwennig in die rare omgeving en voor het eerst in het buitenland (althans voor zover ik kon nagaan: het is meer dan eens tentoongesteld, maar altijd binnen de grenzen van het tegenwoordige België). In Brussel zijn ze teleurgesteld, en terecht. Als kunst tot koopwaar wordt, stijgen de prijzen tot hoogten die weinig meer te maken hebben met de reële waarde. De eigenaar valt niets te verwijten. En de KB in Den Haag ook niet, want als die het niet had aangeschaft zou er elders in de wereld wel fors voor betaald zijn. De markt doet zijn werk en dan gaat het zo.
Ondertussen is het handschrift niet alleen aangeschaft door de Haagse KB - de fysieke toe-eigening - het wordt ook geplaatst binnen een nieuw kader: de geestelijke toe-eigening. Op de website van de bibliotheek wordt het als onbetwistbaar hoogtepunt van de Nederlandse cultuur getypeerd. Je krijgt sterk de indruk dat de schrijver van deze tekst daarbij toch vooral aan het huidige Nederland heeft gedacht. In elk geval wordt nergens de herkomst uit Vlaanderen vermeld. Een ander staaltje van toe-eigening zien we in de woorden van de bibliothecaris, Wim van Drimmelen, die de liederen, volstrekt misplaatst ‘de musical van de middeleeuwen’ noemt. Alsof eenentwingste-eeuwers alleen nog in termen van hedendaagse populaire cultuur benaderd kunnen worden. De Gruuthuse-teksten behoren bij uitstek tot de elite-cultuur en de dichter houden er uitermate exclusieve opvattingen op na. Musical? Kom nou. Of zou de directeur op deze manier het aankoopbedrag bij elkaar gepraat hebben? Een van de fondsen die heeft bijgedragen is de Van den Ende-foundation…
Ann Kelders van de KB te Brussel noemt het onverantwoord om zoveel geld te besteden aan de aanschaf van een middeleeuws handschrift. Misschien heeft ze wel gelijk, vooral omdat het vaak veel moeilijker is om dergelijke middelen bij elkaar te krijgen wanneer het gaat om het onderzoek naar de teksten. Een paar jaar geleden lukte het niet om een half miljoen te verkrijgen voor het werk aan de editie van het handschrift, nu is er klaarblijkelijk een veelvoud beschikbaar voor de aanschaf van het boek. Als cultuurfondsen alleen bereid zijn voor dergelijk spectakelaankopen geld te fourneren is het bedrag inderdaad onverantwoord. Maar als ze ondertussen evenzeer willen bijdragen voor het minder opvallende werk: de studie van teksten, het onderhoud van minder spectaculaire collecties, dan is er wat mij betreft niet zoveel mis met deze uitgave. Want hoe je het ook wendt of keert: geld drukt op de meest herkenbare manier de waarde uit van waar wij ons mee bezighouden. Dat een middeleeuws handschrift zo belangrijk is dat er miljoenen voor betaald worden, brengt mijn vak - de studie van oude teksten - ineens volop in het nieuws. En dat is mooi meegenomen.

woensdag 14 februari 2007

Nieuws! Gruuthuse-handschrift in KB

Vanavond, op het feest van de heilige Valentijn, even voor tienen weet Teletekst te melden dat de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag het Gruuthuse-handschrift heeft aangekocht. Het is veruit het belangrijkste Middelnederlandse handschrift dat nog in privé-bezit was. Alleen al om die reden is de aankoop door de KB in Den Haag groot nieuws. Voor mij geldt dat zeker, want al in de jaren tachtig, toen ik nog in Groningen studeerde, hield ik me bezig met de teksten uit dit handschrift: het Egidiuslied, het Kerelslied, Aloeette voghel clein. Ik vertaalde gedichten uit dit handschrift (in het boekje Is Brugge groot?), maar vooral: het handschrift hielp me aan een onderwerp voor mijn proefschrift. Het bevat berijmde gebeden, een nogal marginaal tekstgenre, en met dergelijke teksten heb ik me jaren beziggehouden. Frits van Oostrom refereert daar treffend aan in Stemmen op schrift wanneer hij schrijft over ‘jonge onderzoekers die de creatiefste jaren van hun leven willen wijden aan een proefschrift over zoiets abstruus als berijmde gebeden in het Middelnederlands’. Het is in die jaren een beetje mijn handschrift geworden en er kan niets over geschreven worden of ik wil het lezen, er kan niets over gezegd worden of ik permitteer me er zeker zoveel van te weten. Ik heb er over geschreven, lezingen gehouden, er lang en vaak in gestudeerd en er met mijn beste collega’s urenlang over gedebatteerd. Het is een monument van de Nederlandse literatuur en zonder meer een prachtverzameling: mooie teksten, fascinerend door alle vragen die ze oproepen, volstrekt uniek door de grote collectie liederen mét muzieknotatie. Het is een handschrift waarover felle discussie zijn gevoerd, dat centraal stond in een van de heftigste controverses die de studie van de Middelnederlandse literatuur heeft gekend en die gevoerd werd naar aanleiding van de uitgave, ruim veertig jaar geleden, door K.H. Heeroma. Van Oostrom schreef er een prachtig artikel over: ‘Heeroma, “Gruuthuse” en de grenzen van het vak.

Groot nieuws, kortom, dat dit handschrift in de KB van Den Haag terechtkomt, maar meteen ook nogal verbazingwekkend. Het Gruuthuse-handschrift is rond 1400 geschreven in Brugge door schrijvers die tot de opkomende burgerij behoorden. Hun teksten en hun levens laten zien hoe ze zelfverzekerd deelnamen aan het culturele en maatschappelijke leven van de wereldstad die Brugge was, hun teksten verwijzen voortdurend naar Brugse situaties en gebeurtenissen, en ze maken duidelijk hoe de schrijvers een positie innemen ten opzichte van de dominante Franse literatuur. En dit handschrift, dat door de klassieke teksten die het bevat een belangrijke rol heeft gespeeld bij processen van identiteitsvorming, verdwijnt na meer dan zeshonderd jaar definitief uit de omgeving van Brugge. Het is alsof Rembrandts portret van Jan Six, dat sinds de zeventiende eeuw in het huis van een Amsterdamse familie aan de muur hangt, zonder slag of stoot door het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten wordt aangekocht. Nationaal erfgoed van dit kaliber mag het land toch niet uit, zou je denken. Gelukkig blijft het binnen het taalgebied waar het thuishoort. Gelukkig verdwijnt het niet naar een rijke Amerikaanse collectie - wat gezien het musicologische belang van de codex niet denkbeeldig zou zijn. Het komt nu echt beschikbaar voor onderzoekers, en juist in Den Haag wordt er door Herman Brinkman en Ike de Loos aan het Huygens Instituut gewerkt aan een nieuwe uitgave van de teksten. Zo beschouwd is Den Haag de best denkbare laatste rustplaats voor het handschrift.

Binnenkort is het digitaal voor iedereen te bekijken. Misschien zal dat tegenvallen. Erg spectaculair is het handschrift namelijk niet: geen plaatjes, geen rijke versiering, zelfs het schrift is hier en daar nogal slordig. En op de eerste bladzijden zijn volop verbeteringen aangebracht. Maar wie goed kijkt en leest kan veel ontdekken. En ziet een handschrift dat waarschijnlijk bedoeld was voor de directe kring rond de dichters. Misschien hebben een of meer van die dichters hier en daar hun sporen in het boek nagelaten. Er staan kleine markeringen in, er zijn hier en daar teksten toegevoegd, er zijn, als gezegd, verbeteringen aangebracht. Waarschijnlijk zijn er maar weinig bronnen uit onze middeleeuwse literatuur die ons zo dicht bij de dichters zelf brengen. Jan van Hulst en Jan Moritoen, van wie er teksten in dit handschrift staan, kunnen het boek zelf in handen hebben gehad. We zien in dit boek precies was zij gezien kunnen hebben. Ik realiseerde me dat sterk toen ik meer dan tien jaar geleden in Koolkerke, vlak bij Brugge, de codex in handen had. Ernest van Caloen, de stokoude baron wiens bezit het toen nog was, keek toe hoe ik me over het boek boog en viel toen in slaap. Twee uur lang heb ik ongestoord en in de grootst denkbare concentratie gelezen, precies zoals de personages doen in het mooie Eerste gedicht uit dit handschrift. Dichterbij de middeleeuwen heb ik me nooit gevoeld.